Op een netwerkbijeenkomst stelde iemand me onlangs een interessante vraag: “Dus je werkt met taal en tekst. Hoe komt dat zo, wat is je achtergrond? Heb je soms Nederlands gestudeerd?” Bijna had ik op die laatste vraag gereageerd met: “Nee, maar mijn vader wel”, maar ik realiseerde me dat dit enige toelichting behoeft. Uiteindelijk legde ik – met wat meer woorden – uit, hoe taal en tekst mij met de paplepel zijn ingegoten en altijd een deel van mijn wezen zijn geweest. Hoe ik mezelf in andere richtingen heb laten leiden, waarbij de rode draad altijd weer taal en tekst is geweest. En hoe ik na een burn-out en een verhuizing het roer omgooide en nu alleen nog maar wil doen waar ik goed in ben én me goed bij voel: taal en tekst.

Gestudeerd

Foto: Vysotsky (Eigen werk) via Wikimedia Commons

Het “Zweetkamertje” Foto: Vysotsky (Eigen werk) via Wikimedia Commons

Ik heb geen Nederlands gestudeerd. Of toch wel? Ik heb plaatsvervangend Nederlands gestudeerd. Niet aan de Leidse universiteit, zoals mijn vader, wiens handtekening nog op de muur in het “zweetkamertje” staat, maar wel via mijn vader. Ik ben immers opgegroeid tussen zijn leerboeken. Boeken, helemaal boven in de boekenkast, die me met hun oude, vervaagde ruggen en cryptische titels genoeg intrigeerden om ter hand te nemen. Boeken, die mettertijd aan betekenis wonnen en naarmate ik opgroeide steeds begrijpelijker voor me werden. Op mijn eigen school blonk ik uit in Nederlands – dat was niet meer dan vanzelfsprekend. Het magere zesje op mijn havo eindlijst heb ik dan ook niet te danken aan mijn taalbeheersing, maar aan het feit dat ik er niet in slaagde, alle boeken op mijn lijst te lezen (dat was ook onmogelijk in het veel te korte tijdsbestek, met een vergelijkbare  boekenlijst voor Engels, Duits en Frans) en ik tijdens mijn mondeling  natuurlijk juist werd ondervraagd over dat éne boek, dat ik niet had gelezen. Destijds zag ik het als een samenzwering van mijn toenmalige leraressen, een poging om de beste student Nederlands “ten val te brengen”. Zo zat het natuurlijk niet, realiseerde ik me toen ik volwassen (genoeg) was. Maar zo heb ik het wel lang gevoeld en ik heb – vooral tegenover mijn vader – lang de schaamte gevoeld van dat zesje op mijn eindlijst. Tot ik me realiseerde dat dat cijfer, slechts een momentopname, weinig tot niks zegt over mijn taalvaardigheid.

Werken met taal en tekst

Dat die niet gering is, blijkt uit mijn loopbaan. Hoewel ik niet meteen voor mijn vaders vakgebied koos (mijn vader was destijds al van zijn voetstuk getuimeld en ik wilde als rebelse dochter vooral alles doen waar hij níet achter kon staan), ben ik wel altijd – net als in mijn jeugd – met taal en tekst bezig gebleven.

Als secretaresse – wat ik 22 jaar ben geweest – is één van je belangrijkste en meest vanzelfsprekende taak, het taalgebruik van je “bazen” te bewaken en ervoor te zorgen dat iedere brief – of e-mail – 100% correct is – daarmee vertegenwoordig je immers de organisatie naar de “buitenwereld”. Taal en tekst hoorde gewoon bij mijn werk. En het voelde zo vanzelfsprekend en natuurlijk dat ik me daarmee bezig hield, dat ik dat eigenlijk niet zo bijzonder vond. Pas toen het me begon op te vallen dat de taalvaardigheid van mijn “bazen” steeds verder leek terug te lopen, realiseerde ik me dat een feilloos taalgevoel niet zo vanzelfsprekend was als ik dacht.

Eén van mijn managers verklaarde dat fenomeen als volgt: “Het is gewoon niet belangrijk. Er wordt tijdens de opleiding verder geen aandacht aan besteed, omdat het daar niet om gaat. Er wordt misschien gewoon vanuit gegaan dat je je Nederlands goed beheerst”, en voegde eraan toe: “Daar heb ik jou toch voor?”
“Maar dat is toch tegenstrijdig?” vond ik, “Jij weet dus alles van telecom, maar niet van taal. Hoe word je dan geacht je kennis in praktijk te brengen?”
“Ja, dat moet je zelf uitzoeken, dat wordt niet verteld tijdens je opleiding.”
De meesten van mijn managers stelden mijn redactie altijd erg op prijs. Sommigen zagen het als persoonlijke kritiek, namen aanstoot aan mijn subtiele verbeteringen en vonden dat er niets mankeerde aan hun communicatie. Dat kon een punt van discussie zijn. Want ik nam mijn vak heel serieus. En zag het dus ook als mijn taak – nee, als een roeping – te zorgen voor foutloze communicatie, die niets aan interpretatie overliet.

Duidelijke taal werd mijn handelsmerk.

Nationaal Archief Den Haag. Foto: Romaine (Eigen werk) via Wikimedia Commons

Nationaal Archief Den Haag. Foto: Romaine (Eigen werk) via Wikimedia Commons

Een helpende hand

Na 22 jaar te hebben gewerkt als managementondersteuner bij veel uiteenlopende organisaties vond ik het tijd voor iets anders. Ik wilde ook meer vrijheid dan het 9 tot 5 stramien waarin ik als secretaresse nu eenmaal functioneerde. Ik ging bij mezelf na wat ik het leukste vond van het secretaressevak en ging dat “voor mezelf” doen: in maart 2000 startte ik mijn eenmanszaak “De Palm – een helpende hand”. Mijn dienstenaanbod was heel breed – té breed – en omvatte, nààst tekstschrijven en redactie, vooral het ontwerpen en implementeren van tijdbesparende oplossingen, zoals documentsjablonen, spreadsheets en databases.

Ondernemen bleek inderdaad heel vrij. Maar ook alleen. Ik had mezelf met mijn onderneming behoorlijk op een eilandje gezet en kreeg er behoefte aan, weer “tussen de mensen” te komen. Die gelegenheid diende zich aan als een parttime receptionistenbaantje bij een ontwikkelingsorganisatie. Daar kon ik makkelijk mijn eigen bedrijf naast runnen. Op een gegeven moment verruilde de archive officer haar baan voor een nieuwe uitdaging en werd ik gevraagd deze functie over te nemen. Mijn cv sloot goed aan bij de functie en men dacht gemakkelijker een nieuwe receptioniste te kunnen vinden dan iemand voor zo’n specifieke functie. Ik ging me verdiepen in de Archiefwet, las alles wat los en vast zat over het vakgebied en kwam erachter dat dit vak eigenlijk heel goed bij me paste. Ik had altijd al een hang naar informatie. De best gelezen boeken in mijn vaders boekenkast waren de encyclopedieën, die ik altijd makkelijk ter hand nam om mijn stellingen te verdedigen tegenover een eigenwijze vader. Toen mijn functie na ruim twee jaar een reorganisatieronde niet overleefde, meldde ik me bij een detacheringsbureau voor archiefprojecten, zodat ik verder kon komen in dit vak. Met genoeg – uiteenlopende – ervaring in mijn rugzak veranderde ik mijn bedrijfsnaam en voegde informatiemanagement toe aan mijn dienstenaanbod. Dat leverde me een aantal interessante projecten op, die ik helemaal zelfstandig mocht uitvoeren: van het digitaliseren van papieren archieven tot het uitrollen van een workflowmodule.

De rode draad

Taal en tekst bleven steeds de rode draad door mijn loopbaan. In dit vakgebied schreef ik meer dan ooit tevoren: plannen, adviezen, rapportages, strategieën en handleidingen. Toen het fenomeen social media zijn intrede deed, sprong ik daar meteen bovenop. Ik zag social media als een logisch vervolg op mijn vakgebied en begreep dan ook weinig van de tegenwerking van communicatiemedewerkers en -afdelingen, die zich social media haast toe-eigenden. Ik zag zelf meer in een krachtenbundeling en heb die ook altijd gepromoot. Zonder juiste informatie (mijn vak) is behoorlijke communicatie (hún vak) niet eens mogelijk. En wie archiveert al die communicatie eigenlijk? Vanwaar die wedijver, waar juist samenwerking geboden is? Gedurende de rest van mijn informatiemanagementloopbaan zou het – met een enkele uitzondering – een discussiepunt blijven. Ik trok mijn eigen plan, verdiepte me in de ins en outs van social media en promootte het gebruik van social media bij collega’s en trainde ondernemers.

En schreef erover – natuurlijk.

Ondernemend werkloos

Het nadeel van projecten is dat ze eindig zijn. Eigenlijk zou je op de helft van de projectduur al moeten uitkijken naar het volgende project. Ik voelde me te zeker van een verlenging. Het pakte anders uit en ik kwam – opnieuw – werkloos thuis op de bank te zitten. Een crime voor een werkpaard als ik. Na een flinke dip, het verwerken van mijn teleurstellingen – zoals het vroegtijdig eind van mijn onderneming vanwege gebrek aan middelen – en het incasseren van de talloze afwijzingen op mijn sollicitaties, besloot ik toch weer te gaan ondernemen. Gewoon, om weer iets positiefs in mijn leven te hebben. Om weer iets te kunnen opbouwen. Om nuttig bezig te zijn. Eén ding stond vast: ik moest nu écht (professioneel) aan de slag met taal en tekst. Na al die jaren – en pas na zijn dood – in mijn vaders voetsporen treden. Maar dan wel op mijn manier. Ik bèn tenslotte niet mijn vader. Ik ben het product van twee mensen met een grote liefde voor het geschreven woord. Een liefde, die ik heb geërfd. En waar ik elementen van mezelf aan heb toegevoegd.

OmmekeerThuis Ter Heijde

Na een zowel persoonlijk als zakelijk behoorlijk rampzalig jaar (waar ik inmiddels enigszins geamuseerd op kan terugkijken) kwam de Grote Ommekeer – met flinke consequenties.

Gedesillusioneerd verruilden mijn echtgenoot en ik “onze” stad Den Haag voor het Westlandse kustdorp Ter Heijde. En lieten daarmee onze “oude levens” achter ons. Een nieuw begin, een andere manier van leven. Een burn-out leerde mij – pijnlijk – dat het de hoogste tijd was geworden, andere keuzes in mijn leven te maken. Te lang had ik me blindgestaard op zakelijk succes – dat uitbleef. De keuzes die ik maakte, waren eigenlijk alleen gericht op financieel gewin en bleken uiteindelijk – waarschijnlijk precies om die reden – de verkeerde keuzes, waarmee ik dingen op mijn pad kreeg, waar ik helemaal niet om had gevraagd. Al jaren was ik over mijn eigen grenzen heen gewalst.

Er bleek een nieuwe omgeving en een burn-out (niet persé in die volgorde) voor nodig om me te realiseren wat ik eigenlijk al lang wist: het werd de hoogste tijd om te gaan doen waar ik plezier in had. Ik begon de opleiding Redactie bij de Schrijversacademie. Een bewuste keuze, omdat ik verwachtte dat hierin alle aspecten van zowel  schrijven als redigeren aan bod zouden komen. En al ben ik van nature goed in taal en tekst en ben ik overtuigd van mijn kunnen als schrijver én redacteur, wilde ik graag de fijne kneepjes van het vak leren kennen. Maar bovenal: ik koos de opleiding in eerste instantie omdat het me leuk leek te leren studeren. En om – als bijkomend voordeel – mijn tekort aan diploma’s aan te vullen. Of ik het nu leuk vind of niet, daar wordt nu eenmaal waarde aan gehecht.

SocialWords

Op 25 januari, de verjaardag van mijn vader, ben ik met SocialWords begonnen. Een soort postuum eerbetoon aan de leraar, neerlandicus, redacteur en auteur. Maar vooral aan de verhalenverteller, de spreker en de denker. Mijn vader was het allemaal. Hoe veel méér had hij me kunnen leren als we beter met elkaar hadden kunnen praten en als we erin geslaagd waren die generatiekloof te overbruggen. Ironisch genoeg spreek ik mijn vader tegenwoordig méér dan ooit, nu hij er niet meer is. Zijn foto op mijn werkkamer lijkt me bemoedigend toe te lachen. Ik ben er nog lang niet, maar wel goed op weg.

Het belangrijkste: ik heb plezier in wat ik doe – werken met taal en tekst.

 

Deze post werd gepubliceerd op SocialWords.nl op 9 mei 2016.